Thema
Perspectief

Vijf moedige weetjes

Zowat de helft van alle mensen zal in de loop van het leven kampen met een psychische stoornis. Gelukkig zet de wetenschap steeds nieuwe stappen om die beter te begrijpen én te behandelen. Wist je bijvoorbeeld dat …

 

… zo’n 4% van alle mensen kampt met een sociale angststoornis (so­ci­al anxiety dis­or­der of SAD)?

Wereldwijd gaat het om ongeveer 323,5 miljoen mensen. In Vlaanderen zijn dat er zo’n 271.000, dat is zoveel als alle inwoners van Gent. Die cijfers kunnen bovendien erg variëren: afhankelijk van het onderzoek wordt er gesproken van 2 tot 9% van de bevolking. Verhoudingsgewijs zijn er bijvoorbeeld meer adolescenten met een sociale angststoornis.

Niet iedereen die zich soms sociaal angstig voelt, heeft daarom ook per se een sociale angststoornis. Je kunt het zien als een continuüm: sommige mensen hebben helemaal geen moeite met sociale situaties, anderen gaan veel situaties uit de weg omdat het sociale aspect hen zoveel angst aanjaagt. Denk bijvoorbeeld aan mensen die niet durven te solliciteren, geen (liefdes)relaties willen aangaan, hobby’s laten varen … Het wordt pas een stoornis als het ook echt je leven verstoort, bijvoorbeeld doordat je vermijdend gedrag gaat vertonen.

… 90% van de mensen een sociale angststoornis ontwikkelt voor ze 22 jaar worden?

Elke levensfase heeft haar eigen thema’s en uitdagingen, grote veranderingen waarmee je moet leren omgaan. Zo komen jonge tieners voor het eerst los van hun thuiscontext. Dat betekent ook dat primaire zorgfiguren, vaak de ouders, steeds minder belangrijk worden. Daar staat tegenover dat het belang van de peergroup of leeftijdsgenoten stijgt.

In deze periode wordt het toepassen van sociale vaardigheden belangrijker: hoe je kwaad kan zijn, hoe je je verdriet uit, wanneer je assertief mag zijn … Het is een erg kwetsbare periode waarin gevoelens van sociale angst op de loer kunnen liggen. Als deze fase voorbij is en je je op een fijne en veilige manier hebt kunnen ontwikkelen, is de kans erg klein dat je nog met een sociale angststoornis zal kampen: slechts 0,5% tot 1%.

… een sociale angststoornis meestal niet alleen komt?

Heel wat stoornissen komen vaak samen voor. Je spreekt dan van comorbiditeit. Bij angststoornissen is die samenhang er vooral met alles wat onder de noemer ‘neuroticisme en angstgevoeligheid’ valt. Als je last hebt van een angststoornis, is er bijvoorbeeld 60% kans dat je ook depressief bent en vice versa. Er zijn ook aanwijzingen voor comorbiditeit tussen een sociale angststoornis en een autismespectrumstoornis: bij veel mensen met ASS zijn de sociale vaardigheden niet ontwikkeld zoals de maatschappij die op dit moment verwacht. Dat kan ervoor zorgen dat je negatieve ervaringen hebt in sociale contexten, waardoor je kwetsbaarder bent om sociale angst te ontwikkelen.

Die samenhang verloopt trouwens niet altijd in één richting: van alle mensen met een sociale angststoornis heeft een aanzienlijk deel ook OCD (studies wijzen op cijfers tussen 2% en 20%), dat is een obsessief-compulsieve stoornis of dwangstoornis. Deze stoornis ontwikkelen de meeste mensen in hun tienerjaren of na hun twintigste. Omgekeerd heeft zowat de helft van alle mensen met OCD ook sociale angst.

… de meest effectieve behandeling van een sociale angststoornis slechts heel beperkt wordt toegepast?

“Dóé het gewoon” wordt weleens gezegd. Als het over sociale angst gaat, blijkt dat inderdaad de meest effectieve behandeling te zijn, al is dat voor cliënten vaak niet zo eenvoudig als het klinkt. Door de situaties die je angst inboezemen toch te beleven, krijg je de kans om er succeservaringen aan te koppelen. Dit wordt exposure of blootstelling genoemd. Mensen die bijvoorbeeld veel angst hebben om spreekbeurten te geven, merken bij de uitvoering ervan dat het eigenlijk best vlot gaat en dat anderen hen helemaal niet uitlachen als ze even over hun woorden struikelen.

Voor de cliënten kan het opzoeken van sociale situaties enorm beangstigend en uitdagend zijn, waardoor sommigen weigeren om mee te stappen in deze behandeling of de behandeling vroegtijdig stopzetten. Ook voor behandelaars kan exposure spannend zijn, omdat ze weinig controle hebben over de situatie, en (onterecht) vrezen voor nieuwe negatieve ervaringen en zelfs retraumatisering bij hun cliënt. Bij een stoornis waarvoor veel mensen pas een behandeling zoeken als ze er al minstens een decennium mee worstelen, kan exposure een hoge drempel zijn.

… virtual reality weleens dé oplossing zou kunnen zijn om cliënten op een veilige manier te laten oefenen in sociale situaties?

Virtual reality is de voorbije jaren al vaker gebruikt om verschillende soorten angststoornissen te behandelen. Vooral voor specifieke fobieën werd het al meermaals ingezet. Stel dat je doodsbang bent van spinnen, een enorme vliegangst hebt of door hoogtevrees zelfs niet naar een tweede verdieping kan gaan. Dan kan VR je helpen. Door een veilige omgeving te creëren waar je met je angst wordt geconfronteerd, kan je succeservaringen opdoen en ervaren dat waar je bang voor bent toch niet uitkomt of veel minder erg is dan je dacht.

In vergelijking met een behandeling waarbij iemand in de realiteit (in vivo) met zijn angst aan de slag gaat, blijkt VR een stuk praktischer: de behandelaar hoeft geen mensen in te huren om een positieve ervaring te creëren, maar kan bijvoorbeeld de avatars besturen waarmee iemand in de VR-omgeving interageert. Zo kunnen mensen met bijvoorbeeld een sociale angststoornis hun vermijdend gedrag geleidelijk aan doorbreken.

Deze weetjes kwamen tot stand in samenwerking met Dirk Hermans en Sara Scheveneels, cognitieve-gedragstherapeuten.

Dirk Hermans is hoogleraar klinische psychologie aan de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KU Leuven en decaan van de faculteit, Sara Scheveneels is behalve postdoctoraal onderzoeker aan de KU Leuven ook assistent-professor in de klinische psychologie aan de Universiteit Maastricht.

Samen met onderzoekers van Universiteit Utrecht doen ze binnen het VIRTUS project onderzoek naar de mogelijkheden van virtual reality als methode om sociaal angstige adolescenten te behandelen. “We kozen er specifiek voor om ook adolescenten te betrekken met een sociale angst die nog niet de proporties van een stoornis heeft. Zo hopen we dat we hen niet alleen in een vroeg stadium kunnen behandelen, maar misschien zelfs kunnen voorkomen dat hun angsten zich tot een stoornis ontwikkelen. Het ultieme doel is dat deze grote groep jongeren zich beter in hun vel voelt bij sociale contacten, zodat ze een prettiger leven kunnen leiden.”

“We rekruteren onze deelnemers via sociale media en via scholen. Aan de hand van een aantal vragenlijsten bepalen we aan het begin van de rit of ze effectief sociale angsten hebben, en of deze relatief laagdrempelige methode hen kan helpen dan wel of ze meer nodig hebben. Op basis van die vragenlijsten gaan we ook na waarover hun sociale angst precies gaat.”

“We werken met drie groepen: één groep krijgt de VR-exposuretraining, een tweede doet het in het echte leven (in vivo), en een derde groep werkt als controle: heeft onze therapie bijvoorbeeld meer effect gehad dan als er geen interventie was geweest? Die laatste groep krijgt na deze fase van ons onderzoek ook de kans om de training te volgen.”

Wil je nog meer tips voor je mentale gezondheid? Dirk en Sara gaven ons ook nog enkele kijk-, lees- en luistertips mee!