Thema
Perspectief

Over het muurtje

Opnieuw vroegen we twee wetenschappers uit verschillende disciplines om elkaars onderzoek te verkennen. Çağatay Aydın (KU Leuven) keek naar onze (zelf)perceptie, terwijl Konrad Rudnicki (UAntwerpen) zich verdiepte in de wortels van roddels. Het werd een gesprek vol perspectief.

Wie is wie?

Konrad Rudnicki doctoreerde in de psychologie en de filosofie. Momenteel is hij niet alleen actief in het Centrum voor Filosofische Psychologie maar ook aan het departement Communicatiewetenschappen van UAntwerpen. Daar doet hij sinds oktober 2021 onderzoek naar de evolutionaire wortels van roddels.

Biomedicus Çağatay Aydın is als postdoctoraal onderzoeker actief in het Haesler lab aan NERF, een onderzoekscentrum verbonden aan KU Leuven, VIB en imec. Sinds oktober 2021 steunt het FWO zijn onderzoek naar de neurale representatie van zichzelf en anderen.

Konrad: “Aangename kennismaking, Çağatay! Ik ben met veel enthousiasme in je onderzoek gedoken. Ik heb zelf een achtergrond in de psychologie en de filosofie, en filosofen zijn de laatste jaren verwikkeld in verhitte debatten over de vraag of ’representaties’ een waardevol construct zijn in de wetenschap. Maar zij begrijpen die term vaak anders dan empirische wetenschappers. Wat is een representatie voor jou?”

Çağatay: “Dat is een geweldige vraag, Konrad, maar ik vrees dat mijn antwoord eerder saai is. Wij gebruiken namelijk neurale representaties om te begrijpen of onze zintuiglijke waarneming vooral wordt gevormd door specifieke invloedrijke cellen of eerder door een soort groepsinspanning in een democratische setting.”

“We brengen eigenlijk in kaart wat de ‘normale’ variantie is bij onze neurale activiteit. Daarvoor kijken we naar de reactie van een groot aantal neuronen op een bepaalde stimulus. Zo’n groep neuronen noemen we een populatie, ensemble of netwerk. Vervolgens gaan we na hoe die netwerkactiviteit verandert als we een nieuwe geur introduceren die gerelateerd is aan onszelf of aan sociale of niet-sociale stimuli.”

Bepaalde fenomenen eenvoudig verklaren is (nog) geen optie
Çağatay Aydın
KU Leuven

Konrad: “Jullie gebruiken daar muizen voor. Hoe gaan jullie na of die zichzelf en anderen herkennen?”

Çağatay: “Dat begint als een soort playdate. We zetten meer dan een dozijn muizen in groepen in een speciaal huisvestingssysteem, Eco-HAB. Die brengen we met tussenpozen van twee weken telkens een hele tijd samen, zodat ze elkaar leren kennen. Terwijl ze hun sociale structuur en dominantie vastleggen, monitoren we hun gedrag met behulp van RFID-tags. Dat zijn kleine elektronische apparaatjes die bestaan uit een microchip en een antenne en ons de hele tijd informatie doorsturen.”

“Daarna scheiden we de muizen opnieuw van elkaar en houden we ze een dag apart. Op dat moment laten we ze in contact komen met verschillende geuren: die van bekende soortgenoten (hun vrienden), die van nieuwe soortgenoten (vreemden), en hun eigen geur. Zo weten we op basis van hun elektrofysiologische activiteit dat sommige neuronen in hun prefrontale cortex selectief reageren op de geuren van hun vrienden of van zichzelf.”

Konrad: “Wat betekent dat voor de rol van geur bij sociale herkenning?”

Çağatay: “Eerdere studies bij niet-menselijke én menselijke primaten spraken elkaar vaak tegen: is er één plaats die ons ‘zelfbesef’ codeert, of spelen veel verschillende hersenregio’s een rol? Met de nieuwste technologie die we ontwikkelden, kunnen we in elk geval de neurale activiteit in veel hersengebieden tegelijk meten. Zo kunnen we hopelijk een echt antwoord geven op die vraag. Dat zou de eerste stap zijn om bepaalde sociale gedragingen te begrijpen en met elkaar te verbinden. Waarom we roddelen, bijvoorbeeld, want als ik me niet vergis is het dat waar jouw onderzoek over gaat.”

Konrad: “Klopt, al moet ik daar een kanttekening bij maken. Als onderzoekers het over roddelen hebben, gebruiken ze een erg brede definitie: elk gesprek over een afwezige persoon wordt beschouwd als roddel. We zien het als een van de menselijke universalia, als een gedrag dat mensen in de loop van de hele geschiedenis hebben vertoond.”

Een steeds groter deel van ons sociaal leven speelt zich online af.”

“In online omgevingen zijn we sociaal bekeken halfblind.”

Çağatay: “Wil dat zeggen dat ook gewone informatieoverdracht roddelen kan zijn? Bijvoorbeeld als we aan de rest van een groep willen laten weten dat iemand een giftige paddenstoel heeft gegeten en daardoor gestorven is?”

Konrad: “Dat is precies waar de meeste evolutionaire wetenschappers naar verwijzen als ze het hebben over roddelen als een mechanisme voor sociale informatieoverdracht. De meeste verwarring over roddelen komt voort uit het verschil tussen deze wetenschappelijke definitie en het populaire begrip, namelijk ‘ijdele, meestal negatieve praatjes over anderen’. Dat zie je in de manier waarop godsdiensten met het concept roddelen omgaan.”

“De islam is een van de bekendere voorbeelden, maar ook de katholieke kerk beschouwt roddelen als een zonde. Ik denk nochtans dat een goede theologische analyse zou onthullen dat de geschriften specifiek kwaadaardig geroddel bedoelen. Taal evolueert voortdurend en we ontwikkelen nieuwe woorden om steeds verfijnder concepten te beschrijven. De geschriften van de abrahamitische religies zijn lang genoeg geleden ontwikkeld om te stellen dat hun begrip van ‘roddelen’ verschilt van wat een moderne sociale wetenschapper bedoelt als hij het woord gebruikt.”

Çağatay: “Volgens een Latijns gezegde is de mens een wolf voor zijn medemens: ‘Homo homini lupus’. Als ik je goed begrijp, hoeft dat dus niet het geval te zijn als we het over roddelen hebben?”

Konrad: “Er zijn heel wat stereotypen die samengaan met roddelen. Zo zouden vrouwen meer roddelen dan mannen. Onderzoek toont aan dat dat helemaal niet klopt en dat mensen ongeveer evenveel roddelen, ongeacht hun geslacht, etniciteit of het tijdperk waarin ze leven. Wat je wel ziet, is dat de intentie waarmee mensen roddelen erg kan verschillen.”

“Sommige mensen beschouwen roddelen als een leuk tijdverdrijf, terwijl anderen het gebruiken om anderen te kwetsen. Maar als iemand kwaadaardige geruchten verspreidt, is het weer via roddels dat je je daartegen moet beschermen. ‘Deze man verspreidt leugens over jou’ is ook een roddel en dient om de banden te versterken tussen wie wil samenwerken, terwijl de boosdoeners worden gestraft.”

Alle mensen roddelen, ongeacht hun geslacht, etniciteit of het tijdperk waarin ze leven
Konrad Rudnicki
UAntwerpen

Çağatay: “Een steeds groter deel van ons sociaal leven speelt zich online af. Welke impact heeft dat op roddelen?”

Konrad: “Sociale media, waar mensen eindeloos discussiëren over anderen, zijn een broedplaats voor roddels. Maar dat is ten koste gegaan van face-to-face-interacties in het echte leven. In online omgevingen zijn we sociaal bekeken halfblind. Onze cognitieve systemen zijn speciaal geëvolueerd om te zoeken naar oogcontactsignalen, subtiele fronsjes en lichaamstaal. Als online interacties uiteindelijk de interacties in het echte leven overtreffen, kunnen mensen gehandicapt raken in het sociale domein: ze kunnen minder goed succesvol functioneren in sociale contexten, omdat ze de subtiele signalen niet oppikken waarmee ze soepel door de interacties kunnen navigeren.”

Çağatay: “Jouw onderzoek kijkt specifiek naar de evolutionaire context van het roddelen. Kunnen we nagaan welke impact roddelen heeft op ons brein?”

Konrad: “Moeilijk. Via computersimulaties proberen veel wetenschappers te testen hoe informatie-uitwisseling mensen en dieren helpt om samenwerking, groepscohesie en andere nuttige vaardigheden op te bouwen. Maar als we dat toepassen op echte dieren, wordt de situatie oneindig veel complexer. Mensen wisselen via taal heel gedetailleerde informatie uit, en vertrouwen daarbij op hun vaardigheden ‘om na te denken over wat anderen denken’. Bij dieren is noch die taal noch die empathie voldoende aanwezig om parallellen te trekken. Zelfs bij andere primaten spreken we nog van rudimentaire sociale informatieoverdracht, omdat roddelen een verfijndere taal vereist.”

Çağatay: “Dat is een probleem waarop ook mijn onderzoek regelmatig botst. Systeemneurowetenschappers richten zich op hersengebieden bij muizen die overeenkomen met de hersengebieden van primaten. We bestuderen bovendien hoe sensorische neuronen zich steeds verder ontwikkelen en hun activiteit veranderen om ons gedrag te sturen: dat is een veld waarin de neurale code grotendeels evolutionair bewaard is gebleven. Als we ons begeven in de wereld van gedragingen die een hogere cognitieve belasting vereisen, zoals roddelen, wordt het aantal variabelen dat de neurale code verklaart een stuk ingewikkelder. Bepaalde fenomenen eenvoudig verklaren is dan (nog) geen optie.”