Thema
Perspectief

Op speeddate! Met Elias Kruithof

“Later als ik groot ben, dan word ik …” Maar kan iedereen echt alles worden? Of legt onze etnische en socio-economische achtergrond ons potentieel aan banden? Elias Kruithof (VUB) gaat na welke factoren een impact hebben op de intergenerationele sociale mobiliteit in België en Europa.

Er wordt weleens gezegd dat de wereld het alsmaar beter doet. Klopt dat?

“Er is inderdaad een breed geloof in de selfmade man: je eigen verdiensten zijn de reden voor je job en het loon dat daarbij hoort. Jonge mensen werden na de Tweede Wereldoorlog volwassen in een wereld waarin voor velen de gelijkheid erop vooruitging. De groei van de diensteneconomie met stabiele arbeidsrelaties, de uitbouw van de welvaartsstaat én het geloof van beleidsmakers in het onderwijs als motor van gelijke kansen, dat alles zorgde ervoor dat heel wat sociale ongelijkheden en verschillen afvlakten. De intergenerationele sociale mobiliteit werd groter: als je ouders landbouwers waren, kon jij dokter worden.”

Is sociale mobiliteit dan een nieuw concept?

“Integendeel, die vraag is zo oud als Plato. Letterlijk, want ook hij vroeg zich af wie de machthebbers waren in onze samenlevingen. Zo’n 100 jaar geleden gaf Pitirim Sorokin, een Russisch-Amerikaanse socioloog, het startschot om die vraag ook empirisch te beantwoorden. De laatste jaren wordt er ook meer onderzoek gedaan naar de impact van etnische verschillen. Max Weber noemde dat fenomeen ‘de eeuwige jeugd van de sociale wetenschappen’: het lot van de socioloog is dat die altijd weer dezelfde vraag moet beantwoorden. Ik ben er trots op dat ik die vraag nu opnieuw mag stellen in een samenleving die veranderd is en dat ik zo verder schrijf aan het wetenschappelijk verhaal over privileges.”

De sociale mobiliteit is dus niet overal en altijd hetzelfde?

“Zeker niet. De generatie die geboren is na 1955 werd al volwassen in een wereld waarin de ongelijkheid niet meer verder achteruitging. Ook vandaag zien we maar heel weinig tekenen die bevestigen dat het alsmaar beter gaat in termen van gelijke kansen. Zo wordt het onderwijs in de VS opnieuw afhankelijker van de sociale klasse. Er is zelfs een soort geografische segregatie, waardoor de minst en de meest geprivilegieerde leerlingen vaak op andere scholen zitten.”

Wat betekent dat voor de jongvolwassenen van vandaag?

“Voor de generatie die in de jaren 1990 is geboren, is het nog iets te vroeg om te zeggen hoe het zit met die evolutie. We kunnen namelijk pas uitspraken doen over een geboortecohort vanaf 30 jaar. Op dat moment staat hun maatschappelijke positie in grote mate vast. Omgekeerd stellen we ook een bovengrens in: mensen vanaf 65 jaar halen we uit onze analyse, want wie een meer geprivilegieerd leven leidt, wordt vaak ouder. Hen meenemen zou dus een vertekend beeld kunnen geven van de realiteit.”

“Er zijn vandaag veel tekenen aan de wand dat het de verkeerde kant opgaat”

Hoe kun je de intergenerationele sociale mobiliteit precies in kaart brengen?

“Met héél veel data. (lacht) Verder hangt het vooraf af van je veld. De economische wetenschappen focussen bijvoorbeeld op elementen zoals het inkomen. Zelf richt ik me vooral op de opleiding en de job van mensen. Specifiek moet ik die kunnen vergelijken voor ouders en kinderen. Zo kunnen we nagaan welke evoluties er over de generaties heen zijn gebeurd in de samenhang tussen de beroepsklasse van de ouders en die van hun kinderen, en of die bijvoorbeeld merkbaar anders zijn volgens iemands etnische achtergrond.”

Is etniciteit vandaag dan dé oorzaak voor (weinig) sociale mobiliteit?

“Zo gemakkelijk is het jammer genoeg bijna nooit. Om te beginnen werken we vaak met intersectionele invloeden. Met andere woorden: er is zelden één oorzaak van de complexiteit van ons samenleven. Zo hebben heel gevarieerde migratieprocessen erg verschillende realiteiten. En die gaan dan nog eens samen met genderverschillen, etnische verschillen, opleidingsverschillen … Komt mobiliteit er bijvoorbeeld door de etniciteit of door de socio-economische status? Onderzoek uit de Angelsaksische landen toont aan dat jongeren uit sommige etnische groepen vaker hun diploma halen dan jongeren zonder migratieachtergrond in dezelfde sociale klasse, terwijl dat in andere groepen net minder vaak voorkomt. Waarop selecteren ons onderwijssysteem en onze arbeidsmarkt?”

Hoe kunnen we de ongelijkheid in onze maatschappij helemaal wegwerken?

“Als het gaat over gelijke kansen komt vooruitgang er nooit vanzelf. Het is iets waar we altijd aan moeten werken. Een dream come true zou zijn dat er een overheidsobservatorium van ongelijkheid kon bestaan dat data verzamelt, analyseert en dan heel kort op de bal gaat spelen en kijkt hoe het zit met ongelijkheid. Bovendien zou dat instituut op zoek moeten gaan naar verschillende manieren om maatschappelijke groepen zonder privileges een stem te geven in het publieke debat. Er zijn vandaag zoveel tekenen aan de wand dat het de verkeerde kant opgaat. Daarom moeten beleidsmakers veel meer gaan experimenteren. Enkel zo kunnen we nagaan hoe we jongeren zonder privileges echt vooruit kunnen helpen.”

Elias Kruithof doet zijn doctoraatsonderzoek aan het Brussels Instituut voor Sociaal en Bevolkingsonderzoek van de VUB. Onze cameraploeg mocht hem daar een dagje volgen. Bekijk zeker de toffe video!

Elias’ onderzoek in een notendop

Hoe belangrijk is de maatschappelijke positie van je wieg voor je eigen maatschappelijke positie? En welke verschillen zijn er bijvoorbeeld merkbaar tussen onder meer de verschillende genders en etnische groepen? Op die vraag wil Elias Kruithof (VUB) een antwoord bieden. “Als sociologiestudent was ik al verwonderd over hoeveel ongelijkheden er zijn in de kansen die mensen krijgen, en over hoelang die kunnen aanslepen.”

Gelijke kansen

“Met mijn onderzoek wil ik meer inzicht creëren in de factoren die een invloed hebben onze sociale mobiliteit. Aan de ene kant maak ik daarvoor gebruik van oude surveys. Aan de VUB ben ik bijvoorbeeld door oude dozen gaan ploegen op zoek naar vragenlijsten die de juiste gegevens bevroegen. Daarnaast kon ik ook gebruik maken van oude verkiezingsenquêtes die de KU Leuven beschikbaar stelde. Ook een aantal internationale surveys maken deel uit van mijn dataset.”

“Aan de andere kant doe ik een beroep op censusgegevens. Maar ook daar zitten er wat spaken in mijn wielen. Zo bevat de Belgische census sinds 2011 niet langer het beroep, en wordt het beroep van de ouders bij de European Social Survey weggehaald. Daarom zou ik ook graag samenwerken met Franse, Duitse of Engelse collega’s. Zij hebben datasets om van te snoepen. Sommige tracken mensen zelfs vanaf de leeftijd van 11 jaar: hun opleiding, carrière, echtgenoot …”

Statistisch mobiel

De volgende fase is er dan om die data grondig te analyseren. “Statistiek is daarbij een tool die steeds belangrijker wordt binnen de kwantitatieve sociologie. Ik ga niet zeggen dat alle sociale wetenschappers graag aan statistiek moeten doen, maar aan de eindmeet baseren wij onze uitspraken op statistische analyse. Dan kan je dus maar beter weten hoe dat werkt.”

“Uiteindelijk hoop ik dat ik met mijn onderzoek een ander perspectief kan bieden op hoe we vandaag sociale ongelijkheden begrijpen. Hoe bekijken we de interactie tussen etniciteit en de sociale stratificatie van onze samenleving, de manier waarop we groepen mensen in maatschappelijke lagen opdelen?”